2020 was een uitdagend en belangrijk jaar voor de bedrijven in het Register Energie voor Vervoer (REV) van de NEa. De Europese doelstellingen voor vervoer moesten dit jaar worden gerealiseerd en de laatste stap daarnaar toe was een jaarverplichting voor de inzet van hernieuwbare energie van 16,4%. Elk jaar wordt een stevige prestatie verwacht en de coronamaatregelen hebben dat niet gemakkelijker gemaakt. Aanvoerketens van grondstoffen ondervonden soms vertraging of werden helemaal onderbroken en de reisbeperkingen bemoeilijkten de benodigde verificatie. “Ik ben blij dat uiteindelijk toch iedereen aan zijn verplichting heeft weten te voldoen”, zegt hoofd Energie voor Vervoer Harry Geritz. “Mijn complimenten daarvoor! Ook aan mijn team, dat in 2020 ondanks de beperkingen de dienstverlening op peil heeft gehouden, de inspecties zoveel mogelijk doorgang liet vinden en ondertussen onze ketenpartners heeft voorzien van goed advies.”

Harry Geritz, hoofd domein Energie voor Vervoer

Door corona zijn de emissiecijfers van 2020 behoorlijk lager dan andere jaren: in totaal is 10 tot 15% minder brandstof geleverd aan vervoer. “Dat is gunstig voor het milieu, maar de doelstelling die wij moeten halen is vastgepind op een percentage van de totale hoeveelheid geleverde diesel en benzine. De Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie, de RED, schrijft voor dat we in Nederland 10% hernieuwbare energie moeten inzetten. En dan is er nog een aantal subdoelen. Ondanks de coronamaatregelen hebben we daaraan voldaan. Dat geldt ook voor de beleidsdoelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen op basis van afvalstoffen. In Europa zijn we daarin koploper. En ik denk dat dit met name te danken is aan ons systeem waarin afvalstoffen hoger beloond worden door dubbeltelling.”

Ketenanalyse leidt tot robuuster toezicht
Die dubbeltelling bleek in 2019 ook een negatieve kant te hebben: “Voor een aantal bedrijven bleek het een incentive om te frauderen. Daarom hebben we vorig jaar samen met het ministerie van IenW en de ILT een integrale ketenanalyse uitgevoerd om te kijken hoe de systematiek robuuster kan. De bevindingen van de analyse zijn overgenomen door de staatssecretaris en de NEa gaat het toezicht versterken: vanaf 1 januari 2021 zien we toe op de hele leveringsketen in Nederland, van producent tot aan de uitslag van de brandstof.”

'De sector is gebaat bij vertrouwen en een positief imago'

De bedrijven en hun vertegenwoordigers hebben over het algemeen positief gereageerd op het versterkte toezicht. “Zij onderkennen en ondersteunen het nut van stevige handhaving. De sector is gebaat bij vertrouwen en een positief imago. En dat mag niet bezoedeld worden door een paar partijen die misbruik maken.”

Stevige groei elektriciteit, biogas en geavanceerde biobrandstoffen
Naast de groei van de inzet van geavanceerde biobrandstoffen op basis van afvalstoffen groeide in 2020 overigens ook de inzet van elektriciteit, groen gas en geavanceerde biobrandstoffen stevig. “De volumes zijn weliswaar nog klein, maar de doelstellingen voor minimum inzet worden ruimschoots behaald. We zijn continu in gesprek met de markt en het ministerie om dit verder aan te jagen. Zo heeft de staatssecretaris ons advies om elektrisch laden extra te stimuleren overgenomen. Daar zijn we heel blij mee.” 

Jaarlijkse reductieverplichting goed én minder goed van start
Vanaf 2020 geldt ook een jaarlijkse CO2-reductieverplichting van 6% in het kader van de Europese Richtlijn brandstofkwaliteit (FQD). In Nederland kan dat via het inleveren van Hernieuwbare Brandstofeenheden (HBE’s) voor de jaarverplichting. Voor 2020 betekent dat geen extra inspanning. “Voldoe je aan de jaarverplichting, dan voldoe je in de regel ook aan de reductieverplichting. In 2020 hebben alle bedrijven dan ook aan hun individuele verplichting voldaan.” 

'We hebben ons tot het uiterste ingespannen om ook in 2021 een realistisch beeld te schetsen van de reductiewaarde'

“Complicerende factor is dat een aantal sectoren biobrandstof mag inboeken maar geen verplichting heeft. Die inzet telt niet mee voor de reductieverplichting. Een van die sectoren is de zeevaart, waar in 2020 een exponentiële inzet is geweest die het reductiecijfer aanzienlijk heeft gedrukt. Met de optelsom van alle reductie zitten we ruim boven de vereiste 6%. Maar uiteindelijk is het reductiecijfer dat we moeten rapporteren aan de Europese Commissie juist gezakt. Dit is natuurlijk spijtig en het heeft voor veel onrust gezorgd in de markt, maar we hebben ons tot het uiterste ingespannen om ook in 2021 een realistisch beeld te schetsen van de reductiewaarde via de HBE. En ik ben blij dat deze in principe opnieuw voldoende moet zijn voor bedrijven om met hun jaarverplichting ook te voldoen aan hun reductieverplichting.” Voor zeevaart is de inzet van biobrandstoffen inmiddels beperkt tot geavanceerde biobrandstoffen. Hiermee zijn de minimaal vereiste klimaatverplichtingen realiseerbaar en blijft er ruimte voor de sector om te vergroenen.

Op volle kracht verder met RED2
In 2020 heeft de NEa, evenals in 2019, ook veel werk verzet voor de implementatie van de herziene Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie, de RED2. In nauwe samenwerking met het ministerie van IenW en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). “De wetsbehandeling is aanstaande, net als die van het Besluit en de Regeling energie voor vervoer. Maar nu we een demissionair kabinet hebben is het wel spannend of het allemaal op tijd gebeurt. Intern gaan we in elk geval op volle kracht verder met alle voorbereidingen voor de implementatie en uitvoering. We hebben daarvoor een projectleider en deelprojectleiders aangesteld en we sturen heel strak op tijdigheid en volledigheid. Want er komt heel veel bij kijken: op alle onderdelen zijn proceswijzigingen nodig en ook op het gebied van voorlichting en advies moet veel gebeuren. Onder meer voor nieuwe partijen die gaan toetreden tot de jaarverplichting, zoals de binnenvaart.” 

Verbinding en samenwerking
Ook in het algemeen geldt: als de NEa kennis heeft, deelt ze die actief. En als ze kennis ontbeert, haalt ze die actief op. “De afgelopen 2 jaar hebben we onze koers verlegd voor een volgende stap in onze ontwikkeling als jonge, professionele organisatie. We betrekken actief andere partijen bij onze werkzaamheden en zoeken nadrukkelijk de verbinding met onze opdrachtgevers – de ministeries van IenW en EZK –, collega-diensten, marktpartijen, NGO’s en kennisinstituten. We vinden het belangrijk dat we onze kennis van de uitvoering delen met beleid en dat we vroeg in het proces signalen kunnen geven over wat werkt en wat niet werkt. Dat gaat steeds beter. De lijnen zijn kort en er wordt goed naar ons geluisterd. Hierdoor kunnen we een betere en actievere bijdrage leveren aan waar het uiteindelijk om gaat: een klimaatneutrale samenleving een stukje dichterbij brengen.”