CO2-uitstoot in coronajaar 2020 fors gedaald

In 2020 was de CO2-uitstoot in Nederland van de bedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) in totaal 74,1 miljoen ton (Mton). Dat is een daling van 11,5% ten opzichte van 2019, de grootste daling sinds de start van de 3e handelsperiode van het ETS in 2013. De 419 bedrijven die onder het ETS vallen, zijn samen verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de totale CO2-uitstoot in Nederland.

Met name de energiesector stootte in 2020 een stuk minder CO2 uit: van de 9,6 Mton CO2 die minder werd uitgestoten kan deze sector er 7 op zijn conto schrijven, een daling van bijna 19%. De industrie noteerde vorig jaar een daling van 5%.

De daling in de energiesector komt voornamelijk door de sterk verminderde inzet van steenkool. Gebruikten Nederlandse kolencentrales in 2019 nog voor 143 Petajoule (PJ) aan energie uit steenkool, in 2020 daalde dat met 54% naar 65 PJ. Het aandeel biomassa voor bijstook is juist flink gestegen: van bijna 18 PJ in 2019 naar 42 PJ in 2020. Overigens hebben de kolencentrales óók als je steenkool en biomassa bij elkaar optelt in 2020 minder energie gebruikt: van in totaal 161 PJ in 2019 naar 107 PJ in 2020. Dit is een daling van maar liefst 33%. Deze daling lijkt het gevolg van het afschakelen van kolencentrales, een verschuiving van kolen naar aardgas en hernieuwbare bronnen, en een afnemende vraag naar elektriciteit door de coronacrisis.

Gelijksoortige daling in de rest van Europa
In andere Europese landen is een gelijksoortige daling van de uitstoot van grote bedrijven zichtbaar. De coronacrisis lijkt hierop van grote invloed te zijn. In juni 2021 ontvangt de NEa productiegegevens van de grote industrie. Deze zullen laten of de daling van de CO2-uitstoot te danken is aan verduurzamingsmaatregelen of vooral komt door een lagere productie.

CO2-prijs in 2020

2020 begon met een vrij stabiele CO2-prijs van rond de 25 euro, maar aan het begin van de coronapandemie, eind februari en in maart, kwam er een flinke dip. De prijs heeft zich relatief snel hersteld – in december 2020 zelfs naar een nieuw record van 31 euro. Sindsdien stijgt het snel: begin mei 2021 kwam de prijs voor 1 ton CO2-uitstoot voor het eerst boven de 50 euro.

Veilingprijs 2013-2020
In december 2020 steeg de CO2-prijs naar een nieuw record

CO2-uitstoot ETS-luchtvaart gedaald met 58%

In 2020 is de CO2-uitstoot van de vluchten van de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen binnen Europa (ETS-luchtvaart) met 58% gedaald ten opzichte van 2019 tot 1,2 miljoen ton CO2. Deze forse daling is een direct gevolg van de COVID-19-pandemie. Tussen 2013 en 2019 steeg de uitstoot gemiddeld met 5% per jaar. Uiteindelijk zijn de emissies van de ETS-luchtvaart in 2020 meer dan 40% gedaald ten opzichte van het begin van de 3e handelsperiode in 2013.

Linking EU ETS en Zwitsers ETS
Sinds januari 2020 is het Europese systeem voor emissiehandel (EU ETS) gelinkt met het Zwitserse emissiehandelssysteem (CH ETS). Dit is de eerste linking met het EU ETS. Installaties en luchtvaartmaatschappijen mogen gebruik maken van de CO2-rechten uit beide systemen om aan hun verplichtingen te voldoen.  

In 2020 zijn de Europese (EEA-)vluchten naar Zwitserland gerapporteerd binnen het EU ETS. Deze emissies vertegenwoordigen ongeveer 1% van de totale hoeveelheid emissies van de luchtvaartmaatschappijen die zijn toegewezen aan Nederland. Naast deze emissies vallen nu alle emissies van de vluchten van Zwitserland binnen Europa en binnenlandse vluchten in Zwitserland onder het CH-ETS.

CORSIA-baseline
In 2020 is de zogenoemde CORSIA-baseline voor mondiale emissies van de luchtvaartsector verder gemonitord. CORSIA is het wereldwijde systeem van emissiehandel voor de luchtvaart, opgezet door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Om een klimaatneutrale groei vanaf 2020 te borgen, moet de luchtvaart emissies boven deze baseline gaan compenseren. 

In de oorspronkelijke plannen zouden de gemiddelde emissies in de jaren 2019 en 2020 de baseline vormen. Vanwege de COVID-19-pandemie en de sterke daling van de emissies in 2020 heeft de ICAO-council besloten om voor de eerste fase van CORSIA (2021-2023) alleen 2019 aan te houden als baseline-jaar. Tussen 2021 en 2023 moet dan alle uitstoot boven het niveau van 2019 gecompenseerd worden door het inleveren van CO2-rechten van CO2-reductieprojecten. Wanneer de uiteindelijke impact van de pandemie duidelijk is, zal de ICAO besluiten welke baseline-jaren het uitgangspunt worden voor de latere fasen.

Toekomst EU ETS en CORSIA
Nu bestaan het EU ETS en CORSIA nog naast elkaar. Dit betekent dat luchtvaartmaatschappijen die vluchten uitvoeren in Europa vooralsnog onder beide systemen vallen. Hoe deze systemen zich in de toekomst tot elkaar gaan verhouden hangt af van politieke besluitvorming binnen de EU. De Europese Commissie maakt dit jaar een impactanalyse van de verschillende mogelijkheden. De beperking van de scope van ETS-luchtvaart van alle vluchten van en naar Europa tot de intra-Europese vluchten staat op dit moment vast tot 2023.

Strenger toegangsbeleid Nederlands CO2-register

De afgelopen jaren zijn de financiële belangen van de handel in emissierechten toegenomen. Samen met de gevolgen van de Brexit heeft dit sinds 2018 gezorgd voor veel nieuwe rekeningen voor vrijwillig handelen in het CO2-register, zowel van bedrijven binnen als buiten de EU. Deze situatie is onderzocht en dat heeft het afgelopen jaar geleid tot een aanscherping van het toegangsbeleid tot het Nederlandse CO2-register en een nieuwe registratie-eis. 

Op advies van de Nea heeft de minister van EZK de Regeling handel in emissierechten aangepast. Voortaan moeten alle nieuwe rekeninghouders met een vrijwillige rekening geregistreerd zijn bij de Nederlandse Kamer van Koophandel. Deze maatregel is genomen om de integriteit van het systeem van emissiehandel en het Nederlandse deel van het CO2-register te waarborgen. Door de aanscherpingen brengt Nederland zijn toegangsbeleid ook meer in lijn met de rekeningeisen in de meeste andere EU-lidstaten. 

Bestaande buitenlandse rekeninghouders hadden een half jaar de tijd om aan de nieuwe eis te voldoen en zich in te schrijven bij de Nederlandse KvK. De rekeningen van bedrijven die niet aan de registratie-eis voldoen, worden in 2021 gesloten. Naar verwachting gaat het om enkele tientallen vrijwillige rekeningen.

Naleving in coronatijd

De NEa geeft een groot compliment aan de bedrijven, die in 2020 ook onder moeilijke omstandigheden hun verplichtingen zijn nagekomen. Ondanks de coronamaatregelen hebben bedrijven wederom aan de belangrijkste verplichtingen voldaan. Op één bedrijf na zijn alle emissieverslagen op tijd ingeleverd en alle bedrijven hebben op tijd voldoende emissierechten ingeleverd. 

Om de naleving van de regels te controleren voert de NEa inspecties uit bij bedrijven. Door de coronamaatregelen zijn die vanaf medio maart 2020 in eerste instantie gestopt, totdat er een goede werkwijze was voor inspecteren op afstand. Hierdoor zijn in 2020 minder inspecties uitgevoerd. Daarnaast zijn vooral minder complexe bedrijven gecontroleerd. Hierdoor was 2020 een afwijkend jaar en niet zonder meer vergelijkbaar met voorgaande jaren. Er zijn bijvoorbeeld aanzienlijk minder afwijkingen geconstateerd.

Dat neemt niet weg dat andere activiteiten gewoon zijn doorgegaan. Monitoringfouten met gevolgen voor de CO2-uitstoot heeft de NEa gecorrigeerd (de zogenoemde ambtshalve vaststellingen). Zo nodig zijn ook boetes opgelegd. Door de correctie van onjuiste CO2-uitstoot blijft het systeem van emissiehandel in balans; de emissies en de ingeleverde emissierechten zijn dan aan elkaar gelijk. Ook zijn de reguliere controles op data gedaan en controles op de datarapporten die de bedrijven hebben ingeleverd voor het verkrijgen van rechten voor de nieuwe handelsperiode (2021 t/m 2030).

Veel boetes en ambtshalve vaststellingen
Het jaar 2020 kenmerkt zich verder als een jaar met een groot aantal opgelegde boetes. Dat is een na-ijleffect van het grotere aantal monitoringfouten in 2019. Ook het aantal ambtshalve vaststellingen lag daardoor in 2020 relatief hoger. De stijging in het aantal monitoringfouten was onder meer een gevolg van een stijging in het aantal meldingen hiervan: bedrijven namen de monitoring van emissies in voorgaande jaren nader onder de loep, omdat ze gegevens uit die voorgaande jaren moesten aanleveren voor de toewijzing van emissierechten in de nieuwe handelsperiode.

CO2-efficiëntie Nederlandse industrie ten opzichte van Europa

In het Klimaatakkoord heeft de Nederlandse industrie de ambitie uitgesproken om tot de meest CO2-efficiënte bedrijven van Europa te horen. Van de 282 bedrijven die deelnemen aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) hoort nu 8% bij de Europese benchmark van meest duurzame bedrijven in Europa. 

De NEa verzamelt en rapporteert jaarlijks van de grootste CO2-uitstoters binnen de Nederlandse industrie hoeveel ze uitstoten. De CO2-efficiëntie van een bedrijf wordt bepaald door de uitgestoten hoeveelheid CO2 per vaste hoeveelheid product te berekenen, bijvoorbeeld in ton CO2 per ton product.

EU ETS benchmarks
Binnen het EU ETS worden zogenoemde benchmarks bepaald als maatstaf voor CO2-efficiëntie. De huidige benchmarks heeft de Europese Commissie vastgesteld op 12 maart 2021 op basis van de emissiegegevens die, onder meer door de NEa, zijn aangeleverd in 2018 en de 10% meest CO2-efficiënt presterende installaties in een bedrijfstak. Daarbij is ook rekening gehouden met verbeteringen in de komende jaren.

De benchmarkwaarden vormen de basis voor de verdeling van de gratis ETS-rechten. Bedrijven die op benchmarkniveau produceren krijgen bijna al hun emissierechten gratis. Als een bedrijf ver onder benchmarkniveau produceert zal het juist veel emissierechten moeten aankopen. Op deze manier krijgt CO2-uitstoot een prijs en stimuleert het EU ETS innovatie en schonere productieprocessen. De huidige benchmarks gelden voor de periode 2021-2025.

Zo presteert Nederland
De CO2-uitstoot van elk van de 282 deelnemende bedrijven in Nederland is vergeleken met het benchmarkniveau. Daarvan presteert 8% boven benchmarkniveau en 92% onder benchmarkniveau. Het grootste deel van de Nederlandse industrie is dus minder CO2-efficiënt dan de benchmark.

In deze grafiek betekent een prestatie van 0% dat een bedrijf op benchmarkniveau presteert. Boven de 0% presteert een bedrijf beter dan het benchmarkniveau en onder de 0% slechter. 

Veel bedrijven produceren dus onder benchmarkniveau, maar er zijn grote verschillen tussen de verschillende sectoren. De Nederlandse papierindustrie presteert gemiddeld beter dan de benchmark. Alle andere sectoren presteren gemiddeld minder goed dan de benchmarkwaarden in hun branche. Waarbij voor de sectoren raffinage, aardolie- en gaswinning, en vervaardiging van niet metaalhoudende minerale producten zoals keramiek, glas en asfalt, geldt dat ze gemiddeld het verst onder benchmarkniveau produceren. 

Ook binnen de sectoren zijn er verschillen. Wat opvalt is dat in de sector Papier en papierwaren, de enige die gemiddeld boven benchmarkniveau produceert, maar iets meer dan 20% van de bedrijven beter presteert dan de benchmark. Dat kan komen doordat een aantal bedrijven veel efficiënter produceren dan de rest, maar ook doordat veel bedrijven net onder benchmarkniveau zitten. Voor drie sectoren geldt dat geen enkel bedrijf het benchmarkniveau haalt.

Nog 7 miljoen ton
De Europese benchmarks zijn afgeleid van de CO2-prestaties van alle ETS-bedrijven in Europa. Daarmee ontstaat een gewogen en stabiel beeld van wat op dit moment gezien wordt als de top in Europa. In het Klimaatakkoord is daarom de ambitie afgesproken dat de Nederlandse industrie minimaal op benchmarkniveau zal presteren. Als geheel stoot de Nederlandse industrie op dit moment nog zo’n 7 miljoen ton (Mton) CO2 meer uit dan wanneer zij over de hele linie op benchmarkniveau zou presteren. Hoewel hiermee niet gezegd kan worden dat de Nederlandse industrie over het geheel beter of slechter presteert dan het Europese gemiddelde, laten deze cijfers zien dat de Nederlandse industrie nog stappen zal moeten zetten om bij de top van Europa te horen. 

Voorbereiding CO2-heffing

In 2020 zijn de afspraken uit het Klimaatakkoord over een CO2-heffing voor de industrie verder uitgewerkt door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Als sluitstuk heeft het parlement in december vorig jaar de nieuwe wet en de verdere uitwerking daarvan vastgesteld in een Ministeriële regeling.

De NEa heeft meegedacht en meegewerkt aan de uitwerking van de heffing met beleidsadviezen over de uitvoerbaarheid en de technische en juridische uitwerking. Daarnaast heeft de NEa zowel de wet als de regeling onafhankelijk getoetst op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid met een zogenoemde HUF-toets. Bij de verdere uitwerking zijn de belangrijkste adviezen uit deze toetsen overgenomen. 

Eenvoud en zo min mogelijk administratieve lasten
Bij het uitwerken van de CO2-heffing was er de beleidsmatige wens om zoveel mogelijk aan te sluiten op de systematiek en regelingen die binnen het EU ETS zijn vastgelegd in de Europese en nationale wetgeving. Hierdoor is de uitvoering van de CO2-heffing relatief eenvoudig en worden administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt.

Ruim 30% reductie
Binnen het ETS krijgen deelnemende bedrijven gratis emissierechten op basis van een benchmarksystematiek. Een vergelijkbare systematiek is er nu voor het verkrijgen van vrijstellingen van CO2-heffing, in de vorm van dispensatierechten. In opdracht van EZK heeft de NEa de lineaire reductiefactor voor de heffing vastgesteld. Installaties die daar onder blijven krijgen een vrijstelling. Dit wordt op grond van de Europese benchmarks en de productie van de installaties jaarlijks bepaald. 

Met de lineaire reductiefactor moet worden geborgd dat de vrijstelling in 2030 niet hoger is dan de absolute doelstelling voor de industrie in dat jaar. De lineaire reductiefactor is vastgesteld op 68,7%. Dat betekent dat de industriële installaties – naast het behalen van de huidige EU ETS benchmarks – tot 2030 nog ruim 30% moeten reduceren om CO2-heffing te ontlopen. 

Voorzichtige start
De NEa is in 2021 gestart met de uitvoering van de CO2-heffing en de ontwikkeling van een register voor dispensatierechten. Pas in 2022 worden de eerste rapportages aangeleverd en zal de heffing voor de eerste keer geïnd worden. Door de voorzichtige start in 2021 krijgen de installaties in de beginjaren relatief veel dispensatierechten. De NEa verwacht daarom dat in 2022 maar een beperkt aantal installaties ook daadwerkelijk CO2-heffing zal moeten betalen.