Voor het domein Energie voor Vervoer stond het jaar 2021 voor een groot deel in het teken van RED2, de nieuwe richtlijn hernieuwbare energie. “Tegelijkertijd zou ik daar iedereen, zowel binnen de NEa als de bedrijven in het register, tekort mee doen. Zij hebben namelijk keihard gewerkt aan de day-to-day business. De afronding van zo’n wetgevingstraject is natuurlijk interessant om mee te maken, maar de winkel moet ondertussen wel op volle toeren door blijven draaien”. Aan het woord is Harry Geritz, hoofd van het domein Energie voor Vervoer.

Portret Harry Geritz
Harry Geritz - Hoofd Energie voor Vervoer

Implementatie van de nieuwe richtlijn

Het transportdeel van de Europese Renewable Energy Directive (RED2) is, samen met afspraken uit het Klimaatakkoord betreffende mobiliteit, omgezet in Nederlandse wetgeving: de Wet milieubeheer, Besluit energie vervoer, en Regeling energie vervoer. “Er is drie jaar hard aan gewerkt door veel NEa-collega’s in opdracht van IenW en samen met de RvO. Vooral toch in dit laatste jaar van voorbereiding.”

“Het is heel bijzonder om te merken dat het tot op het laatste moment spannend was of het zou lukken. Pas een week voor de kerst werd duidelijk dat de aanpassingen tijdig klaar waren en in de Staatscourant gepubliceerd zouden worden voor de inwerkingtreding op 1 januari. De meest in het oog springende last-minute wijzigingen zaten daarbij op het vlak van de verplichtingen voor de binnenvaart en een aangepaste vermenigvuldigingsfactor voor zeevaart.”

In oktober werd door IenW besloten dat de brandstofleveranciers aan de binnenvaart voorlopig geen jaarverplichting zouden krijgen. Dit komt omdat een onderzoek naar de veiligheid van biobrandstoffen in de binnenvaart mogelijk niet tijdig zou zijn afgerond. Later werd ook door IenW besloten om ook de reductieverplichting met een jaar uit te stellen tot 2023. Hoewel de reductieverplichting al in 2018 ingevoerd had moeten worden voor de binnenvaart, voeren België en Duitsland deze nog niet door. Omdat er geen sprake zou zijn van een gelijk speelveld is de sector beducht voor 'bunkertoerisme' naar de buurlanden. 

Belangrijkste wijzigingen vanaf 2022:

  • Jaarverplichting hernieuwbare energie in vervoer oplopend naar 28% in 2030 
  • Verplichting voor geavanceerde biobrandstoffen uit afval oplopend naar 7% in 2030
  • De introductie van een reductieverplichting voor de binnenvaart vanaf 2023
  • Verlaging van de vermenigvuldigingsfactor zeevaart naar 0,8
  • Limiet op de inzet van gebruikt frituurvet en dierlijk vet van 10%
  • Limiet op de inzet van gewassen van 1,4%
  • Uitfasering zeevaart en luchtvaart per 2025
  • Uitbreiding van toezicht Nea op de aanvoerketen en auditors

Samenwerking tussen beleid en uitvoering

In 2020 merkte de NEa dat inboekingen voor de zeevaart sterk toenamen. Vergroening van de sector is positief, maar deze leveringen tellen niet mee voor de nationale klimaatdoelstellingen. Om te waarborgen dat verduurzaming van zeevaart voldoende stimulans krijgt, en tegelijkertijd het belang van de inzet van biobrandstof in wegvervoer beter wordt beschermd, is de vermenigvuldigingsfactor zeevaart aangepast. Ook werden de regels zo veranderd dat alleen nog biobrandstoffen die geproduceerd zijn uit afvalstromen in de zeevaart worden beloond. Dit zorgt ervoor dat (innovatieve) brandstoffen die nergens anders een nuttige toepassing vinden, alsnog gebruikt zullen worden. Zo draag het dus toch bij aan verdere verduurzaming.

"We hebben er veel energie in gestoken om deze en andere veranderingen in de wetsvoorstellen voor elkaar te krijgen." Het zijn voorbeelden van de intensieve en betekenisvolle samenwerking tussen beleid en uitvoering. “Als beleid in de praktijk anders uitpakt dan voorzien, dan moet je daar wat aan doen. En soms is daar een wetsaanpassing voor nodig. Daarom is het ook zo belangrijk om een goed contact met de sector te hebben en houden. Zo krijgen wij een beter beeld van hetgeen wij als uitvoerder kunnen verbeteren en vooral ook waar wetgeving in de praktijk knelt. Niet dat we vanuit onze rol aan alle geluiden opvolging kunnen of willen geven. Het gaat immers in de eerste plaats om die noodzakelijke CO2-reductie door meer gebruik te maken van hernieuwbare energie. Maar wel willen we graag weten hoe we op weg naar dat gezamenlijk doel de nutteloze hindernissen kunnen wegnemen.”

Net als in voorgaande jaren besteedden we veel aandacht aan voorlichting, zodat iedereen kennis kon nemen van de gewijzigde systematiek. Op 14 december is er een online voorlichtingsbijeenkomst geweest. “Samen met IenW vertelden we over de wijzigingen in de wet- en regelgeving vanaf 2022. Met een kleine 250 digitale aanwezigen was het een zeer goed bezochte bijeenkomst. Voor velen is ook die digitale mogelijkheid een uitkomst in de drukke decembermaand, bleek uit de evaluatie. Dit is voor ons dus ook een wens om in komende jaren mee te wegen, zeker als het gaat om nieuwe, vaak complexe wetgeving.”

“Die complexiteit in regelgeving zien we ook terug in onze eigen organisatie. Waar we ooit zijn begonnen als een klein domein van collega’s met kennis van het hele terrein, wordt dat nu toch echt anders. Daar komt ook nog de uitbreiding van de taken van de NEa bij. In 2022 zijn dat specifiek de uitbreiding van het toezicht in de gehele keten in Nederland, toezicht op de duurzaamheidsauditors, voorbereiding op RED3, en de ontwikkelingen rond Fit for 55. Daarnaast is de inzet van hernieuwbare waterstof in vervoer, en voor de productie van brandstoffen, zeer actueel. Dat laatste is ook een onderwerp wat zeer specifieke kennis vereist. Het wordt echt steeds meer noodzakelijk om te specialiseren.”

"Consumenten hebben er recht op dat als zij betalen voor groen, het ook echt groen is."

Van brede naar diepe kennis

Een belangrijk gevolg van de nieuwe regelgeving is dat er nu toezicht wordt gehouden op een groter deel van de keten. Hiervoor worden nieuwe inspectiemethodes ontwikkeld. “Zo gaan we naast administratieve controles zelf over tot fysieke bemonstering van bepaalde brandstoffen om het biogene gehalte met een C14 analyse vast te stellen. Daarvoor werken we nauw samen met internationale laboratoria, de universiteit Groningen, maar ook met bijvoorbeeld die van de Douane.”

Samenwerking met anderen is binnen, en ook buiten, die ketenaanpak een punt van aandacht geweest. “Vooral op het onderdeel toezicht werken we bijvoorbeeld samen met de Douane, Belastingdienst, Milieupolitie, en de opsporing. Daarnaast doen we dit ook heel bewust met bedrijven, kennisinstituten, en ngo’s. We voeren actief het gesprek om kennis te delen en te bepalen waar samenwerking kan lonen voor een verbeterde aanpak. De ontwikkelingen bewegen van brede naar meer diepe kennis. Als gevolg moet je ook meer, en soms anders, organiseren. Je wilt immers dat iedereen betrokken blijft, en kennis blijft houden van hetgeen we samendoen.”

Eén belangrijke ontwikkeling die in 2021 heeft doorgezet is de toename van bedrijven in het register zonder jaarverplichting. “De markt van HBE’s wordt in financiële zin groter en daarmee ook een interessante commodity voor financiële handel. Als het financieel belang toeneemt nemen ook de risico’s toe. Controle blijft voor ons dus nodig om zo ook een eerlijke concurrentie binnen de sector te blijven garanderen. Wij begrijpen ook dat niet iedereen zit te wachten op complexe regelgevingen en handelssystematieken, maar controle is ook nodig om het maatschappelijk draagvlak te blijven behouden. Uiteindelijk zal een flink deel van de kosten die de sector maakt belanden in consumentenprijzen, en al die consumenten hebben er recht op dat als zij betalen voor groen, het ook echt groen is.”