Over de afdeling Energie voor Vervoer in 2019 is veel goeds te vertellen, aldus afdelingshoofd Harry Geritz. Het register werkt goed. Bedrijven kunnen hernieuwbare energie inboeken en HBE’s verhandelen. Dat geeft flexibiliteit. De NEa is als toezichthouder steeds beter geworden, waardoor we nu met meer zekerheid kunnen zeggen dat de ingeboekte hernieuwbare brandstof duurzaam is en daadwerkelijk is geleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer. In 2019 zijn de doelstellingen gehaald. Nederland hoort bij de Europese koplopers als het gaat om het aandeel biobrandstof uit (moeilijk verwerkbare) afvalstoffen in de vervoersector. Daarnaast ziet Geritz hoe de NEa steeds vaker ook kennisleverancier en sparringpartner is bij vraagstukken rond CO2-reductie.

Harry Geritz, afdelingshoofd Energie voor vervoer


Waar staan we wat betreft de doelstellingen van Energie voor Vervoer?
Over de realisatie van doelstellingen is veel positiefs te melden. Allereerst liggen we stevig op koers om de centrale opgave die Nederland heeft op grond van de Renewable Energy Directive (RED) van 10% hernieuwbare energie in vervoer in 2020 te halen.

De andere belangrijke Europese doelstelling halen we naar verwachting ook: zes procent CO2-reductie ten opzichte van 2010 in de gehele brandstofketen. Deze well-to-wheel-reductie moet in 2020 gerealiseerd zijn en komt in 2019 al op 5,8% uit. Hiermee voldoet Nederland komend jaar naar verwachting ruimschoots op tijd aan de minimale vereiste van de Fuel Quality Directive.

Kan je iets vertellen over de positie van de NEa als autoriteit in 2019?
We leveren veel kennis en kunde. In 2019 hadden we bijvoorbeeld een belangrijk aandeel in de implementatie van de Renewable Energy Directive 2 (RED2) in de Wet milieubeheer. Los van de juridische kennis die nodig is, moet je ook een goed beeld hebben of maatregelen leiden tot de beoogde doelstellingen. Er moet gewogen worden of nieuwe wetgeving handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. De totstandkoming van de wetswijziging is een enorme klus en onze mensen leveren daar een stevige bijdrage aan. Ik zie echter ook dat we steeds meer de verbinding zoeken met externe stakeholders, zodat onze kennis ook breder ingezet wordt. Niet alleen ministeries, maar ook ngo's en brancheorganisaties maken nu gebruik van onze expertise. Dit zie je terug in de houding van onze mensen. We vinden echt ergens iets van, waar we voorheen misschien meer gericht waren op een afgebakende taakuitvoering. Steeds vaker geven we ook duiding, bijvoorbeeld: wat betekent het dat er nu ook biokerosine wordt ingeboekt of dat we steeds meer afvalstoffen gebruiken als grondstof voor biobrandstoffen? Daarnaast hebben we ook oog voor sectoren die in onze systematiek geen jaarverplichting hebben, maar die wel willen verduurzamen. Denk aan de luchtvaart of de binnenvaart. Dat doen we omdat we denken dat het nodig is en omdat we de kennis en kunde hebben om ze daarin bij te staan.

Waar heb je dit jaar mee geworsteld, wat ging misschien minder goed dan verwacht?
In 2019 is een bedrijf veroordeeld voor fraude met biodiesel, naar aanleiding van een aangifte die de NEa in 2015 heeft gedaan. Dat is een hele grote zaak geworden en dat was best heftig. Het heeft ook heel urgent de vraag naar boven gebracht in hoeverre we vertrouwen kunnen hebben in het huidige systeem. Als toezichthouder werken we voortdurend aan dat vertrouwen: we bereiden inspecties grondig voor en willen bewijzen van duurzaamheid zien en van levering in Nederland zien.

We denken dat het systeem in de basis betrouwbaar is, maar dat er op enkele onderdelen in de toezicht keten wel echt aanscherpingen nodig zijn. We hebben daarom samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (IOD) een integrale analyse gemaakt van de gehele biobrandstofketen. Hier is een advies uit voortgekomen dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft overgenomen. Zij is voornemens de scope van het toezicht van de NEa in 2022 sterk uit te breiden. Dat toezicht gaat dan de gehele keten in Nederland omvatten, vanaf de productie tot aan de inboeking in het Register Energie voor Vervoer. Wat we doen is aan het bestaande private toezicht een extra laag toevoegen die is gericht op waarheidsvinding. Met dit doel wordt de toekomstige inspectiecapaciteit sterk verhoogd.

De NEa let ook scherp op het zogenoemde aantoonbaar leveren, als het om biobrandstoffen gaat. Waarom is dat zo belangrijk?
Aantoonbaar leveren wil zeggen dat biobrandstof die in het Register Energie voor Vervoer van de NEa wordt ingeboekt ook echt in Nederland, op de Nederlandse markt voor vervoer terecht moet komen. Bedrijven moeten kunnen aantonen dat als zij biobrandstoffen inboeken in het register en daar dus een beloning voor krijgen, deze brandstof ook echt fysiek geleverd is. Hierop hebben we in 2019 vol ingezet. Vrijwel alle bedrijven voldoen nu aan deze eis, dit vergroot het vertrouwen in de inzet van biobrandstoffen.

Hoe kijk je alles bij elkaar terug op het werk van vorig jaar?
Ik ben vooral trots. Op de NEa en op mijn eigen team. Er is ontzettend hard gewerkt, met heel veel flexibiliteit en creativiteit. Er wordt veel van ons gevraagd, vanwege het klimaatakkoord en vanwege steeds meer ambities op het gebied van vergroening. Dat heeft het team ontzettend goed opgepakt, dat is voor mij eigenlijk de rode draad. Ik zeg het ook heel vaak tegen de mensen met wie samenwerk: dat ik trots ben. Zo voelt dat echt.